Een Mala is een Tibetaanse gebedsketting van meestal 21 of 108 kralen. 

Mala’s worden vaak gebruikt om mantra’s te tellen tijdens een meditatie. Een mantra is een herhaald woord of geluid dat je tijdens het mediteren helpt bij je concentratie. Om tijdens een meditatie je mantra’s te tellen, drapeer je de Mala over je middelvinger of ringvinger (liever niet over je wijsvinger, want deze staat voor het ego). Nadat je een mantra hebt gereciteerd, gebruik je je duim om één kraal door te schuiven.

De extra kraal onderaan bij het kwastje heet de Goeroekraal en vertegenwoordigt het Kruinchakra (het bewustzijn). Deze functioneert niet als gebedskraal, maar markeert het beginpunt, keerpunt en eindpunt van de Mala.

De eerste kraal die je bij een meditatie gebruikt, is altijd de kraal links van de moederkraal. Het hele proces van rondgaan langs de Mala en het opnieuw bereiken van de Goeroekraal betekent ‘tijd nemen voor reflectie’.

De laatste 8 kralen van de rondgang worden opgedragen aan de heelheid van alles wat leeft. Met andere woorden: aan compassie met alle levende wezens.

Als je de Mala rond bent, ga dan niet over de Goeroekraal heen. Bij een eventuele nieuwe rondgang draai je de Mala een halve slag, zodat je rechtsom weer verder gaat. De laatste kraal wordt dan meteen weer de eerste kraal van de nieuwe rondgang.

Een Mala wint na iedere meditatieve ronde aan energie.